Home
 

Recent
Archief
Over mijn werk
Tekst voor kunstenaars
CV
Nieuws
Contact

Colofon
 
 
// ‘DE DUISTERNIS ZIET HET HART AAN'
 

In de zomer van 2015 wandelde ik door de kale, stenige heuvels van Griekenland. De eeuwigheid hing in de lucht, het landschap was leeg en stil - en van een hartverscheurende eerlijkheid. Het was een warme dag geweest en nu, zo tegen de avond, trokken de wolken samen en begon het zacht te renen. Ik dacht aan de woorden van Amos Os, die me in die dagen als een mantra door mijn hoofd hadden gespeeld:

            ‘Avond. Regen valt over de kale heuvels van de woestijn. Krijt en rots en de geur van stof dat nat wordt na een droge zomer. De wil ontwaakt om te zijn wie ik was als ik niet wist wat ik weet. Te zijn voor het weten. Zoals de heuvels. Zoals de steen op de maan. Stil, vol vertrouen liggend tijdens zijn nederige leven.’

En ik dacht: Ja. Dat is wat ik hier ervaar. Het kijken zonder meer, het zijn met de dingen in de ruimte - en, uiteindelijk, het zijn zoals de dingen.
Ik werkte in die tijd aan een serie paneeltjes, waarin ik op zoek gegaan was naar wat er in mijn schilderijen werkelijk toe deed. Ik had alles wat ‘knap, mooi en goed’ was, weggelaten, in een behoefte een essentie aan te raken. Ik maakte kleine drieluiken, die almaar kaler werden – tot op het punt waarop die kaalheid een eigen zeggingskracht kreeg. Ontdaan van alles en vervuld van alles: zoals die heuvels, misschien.
Ik luisterde keer op keer naar de eerste maten van het Stabat Mater van Arvo Pärt. In de klanken van de strijkinstrumenten, waarvan de strijkstokken nauwelijks de snaren raakten, ervoer ik een zelfde schraalheid als ik had ervaren in het landschap. Ik ervoer in de muziek een tijdloosheid en tegelijkertijd een diepe menselijkheid en ja, dacht ik, uiteindelijk gaat het me erom in mijn werk die menselijkheid aan te raken – voorbij de weetjes en de praatjes, zelfs voorbij de weetjes over kunst.
Ik las het werk van de filosoof Jan Bor en voerde gesprekken met hem: over de leegte, de stilte – en over het kijken voorbij het weten. Ik las ook het werk van de filosoof George Steiner, die schrijft over het kunstwerk als aanwezigheid waartoe je je kunt verhouden – nog voordat je er iets over zeggen kunt. En ik las in de inleiding tot het zenboeddhisme van Dalsetz Teitaro Suzuki, een zinnetje dat mij triggerde:

            ‘Before thinking of good or bad, what is the true face?’

Wat is het ware gezicht van de dingen, voordat we er iets over kunnen zeggen, er iets over kunnen denken, of er iets van kunnen vinden?
De drieluiken ontvouwden zich tot een serie van 36 stuks. Ik wilde ze presenteren als ‘dingen’, die hun plaats innamen in de ruimte – niet als plaatjes of afbeeldingen aan de muur. Ik maakte gebruik van de mogelijkheden van de plek en van het natuurlijke, telkens wisselende licht. Ik dacht na over hoe ik de werken kon presenteren, zo, dat er een interactie zou ontstaan met de ruimte en, bovendien, met de kijker. Ik dacht erover na hoe ik de kijker kon uitnodigen zich, al kijkend, aan de dingen te verbinden.
In mijn atelier maakte ik een ritmische ordening van werken, als een choreografie, en nodigde de kijker uit, deel te nemen aan die choreografie, door zich te bewegen door de ruimte. Ik legde de werken op de grond en vroeg hem er vóór te gaan zitten en het spel van kleurvlakken te volgen met zijn blik. Ik nodigde hem uit tot een zich fysiek verhouden tot het werk; tot een ‘verblijven in het kijken’. Ook hing ik de drieluiken afzonderlijk aan de wand en vroeg van de kijker een één op één verhouding met de werken aan te gaan. Nu keek de kijker niet alleen naar de werken, de werken, als ‘aanwezigheden’, keken ook naar hem terug. Er ontstond een wederkerigheid van zien en gezien worden; de werken werden spiegels. In alle gevallen ontstond er een stille, tijdloze wereld. Ik nodigde de kijker uit deze wereld te betreden en zich, eenvoudig, te verhouden tot wat zich voordeed.
Inmiddels heb ik installaties van drieluiken gepresenteerd op verschillende plekken en in verschillende vormen; in feite maakte ik steeds een nieuw werk met dezelfde ingrediënten.

In een van de kabinetten van museum Belvedère (2017) hing ik de werken aan de wand in een ritmische, rondgaande beweging, meegaand met de beweging van de ruimte. In de Dosenfabriek in Hamburg (2017) hing ik een serie donkere, nauwelijks van elkaar verschillende drieluiken strak op een rij in een grote fabriekshal. In het Bulgakov Museum in Kiev (2018) hing ik in een ruimte met slechts drie kunstwerken, één drieluik op, op ooghoogte, als een eigentijds icoon. En in het middeleeuwse kerkje van Oostum (2018) bracht ik zo weinig mogelijk werken aan – niet alleen om praktische redenen (ik mocht er niet spijkeren) maar ook omdat ik met een paar kleine werken de stilte ervaarbaar wilde maken die al in de ruimte aanwezig was, terwijl dezelfde stilte aan de dingen hun ziel verleende.
De vijfde installatie in de rij, is een installatie in boekvorm. In het boek ‘De duisternis ziet het hart aan’, zijn de werken zijn geplaatst in de wereld van denken en ervaren, waaruit ze zijn voortgekomen. Het is een boek als een wandeling geworden, dat uitnodigt tot kijken, stilstaan, teruggaan, verdergaan. Tot, eenvoudig, zijn met de zichtbare dingen.
Een prachtig filosofisch essay van de hand van Jan Bor, geeft verdieping aan dit kijken. Het laat zien hoe in het waarnemen voorbij het weten, het werk gaat resoneren in het hart van de kijker - en hem uiteindelijk brengt bij die diepe menselijkheid waarover ik zojuist sprak.

Het boek is voor mij een afronding van een fase in mijn werk en het begin van een nieuwe. Ik werk aan een serie van drie boeken, waarin ik mijn beeldend werk in verband zal brengen met filosofie, muziek en poëzie. De drie delen samen zullen het verhaal vertellen van de poëtische ruimte: de stilte die door het kunstwerk ervaarbaar wordt gemaakt en waaraan de kijker zich, dankzij de aanwezigheid van het kunstwerk, kan verbinden.

© Janet Meester, juni 2018.

 

Tekst gesproken als openingswoord bij de gelijknamige tentoonstelling en boekpresentatie in het kerkje van Oostum, Groningen.

‘De duisternis ziet het hart aan’. Over een installatie van schilderijen.
Beelden Janet Meester, woorden Jan Bor.
Uitgeverij Philip Elchers, Groningen.
Prijs: €25,- excl. verzendkosten.
Het boek is te bestellen per email: jrmeester@home.nl